Stukje tekst uit voor altijd mijn liefje

De zee

Ik hoor haar rammelen en rukken aan de buitendeur, als een aap aan de tralies van zijn kooi. Ze kan er niet uit, ik heb de sleutel omgedraaid. Anders kom ik helemaal niet aan wassen en aankleden toe. ‘Godverdomme, godverdomme,’ schreeuwt ze. Vloeken die ik 50 jaar lang nooit van haar heb gehoord.

Ik neem gehaast een douche. Met al dat water komen de tranen die ik het liefst vergeet en waar ik de kinderen niet van vertel. Afdrogen: nu even niet. Ik doe gauw een spijkerbroek en een t-shirt aan, ze plakken aan mijn natte lijf. Met de schoenen in de ene hand en haar smerige beddengoed in de andere ren ik de trap af. Ik draai de sleutel om en open de deur. Ik maak er zelfs een kleine buiging bij: ‘Na u, prinses, na u.’ Ze doet een stap naar voren en blijft op de drempel staan. Blik naar links, blik naar rechts, ze draait zich om en loopt naar de kamer. Daar staat haar bordje met ontbijtdingetjes, maar ze gaat een stoel verder zitten. Ze is een beetje boos en onzeker, vraagt zich af wat er nou toch net gebeurd is.

Ik kalmeer haar met de belofte straks te gaan rijden met de auto. Ze klaart op, ik schuif haar krentenbol en sinaasappelsap naar haar toe, geef haar de krentenbol in haar hand.

Ik help haar met instappen en doe haar de gordel om. Ze wil altijd hetzelfde tochtje, altijd langs zee. Over de Zeeweg naar Bloemendaal aan Zee en over de boulevard. Vlak voor Zandvoort de rotonde om en dezelfde weg terug. ‘Zo, zo, zo, zo, zo,’ zegt ze en wijst naar de dingen in de lucht: vogels, een vliegtuig. Ik vraag of ze het leuk vindt. ‘Ja!’ Ze straalt. Haar linkerhand, die nog goed is, strijkt langs mijn wang.

Vanmorgen, toen ik haar luier verschoonde, wist ze niet eens wat ‘draai je om’ of ‘ga zitten’ betekent. Ze keek me vragend aan, wachtend op een nieuwe aanwijzing en begrip dat niet kwam. Toen ik haar broek uittrok schreeuwde ze ‘Nee, nee, nee,’ en probeerde me weg te duwen. Sterk is ze, met die oude, ingevallen billen.

Ik wijs naar zee: ‘Kijk, een schip, een wit cruiseschip.’ Haar ogen volgen mijn vinger niet, ze hoort mijn stem en kijkt mij aan. De zee is zonovergoten en diep donkerblauw. De branding trekt helderwitte schuimstrepen. Daarachter, ver weg, ligt ander land.

‘Wil je de zee?’ zeg ik, ‘ik geef je de zee. Vanaf nu is ‘ie van jou.’ Ze lacht en kijkt me vrolijk aan met die heldere, blauwe ogen waar geen ontkomen aan is. ‘We zeggen het tegen niemand. Iedereen mag erin zwemmen zonder het aan jou te vragen. We laten hem hier liggen, thuis wordt het zo’n natte boel, hij is veel te groot om mee te nemen, maar hij is van jou.’

Daar ziet ze de grap wel van in. Ze schaterlacht, voluit.

Ga direct naar
Boeken
Overige publicaties
Nieuws
Contact
Neem Contact op!
Ik sta altijd open voor reacties
Het is mijn bedoeling je aan het denken te zetten, dus als dat gelukt is hoor ik dat graag van je!
Copyright © 2024 • Made by MA Webdesign